De onmacht van de staat

Leiderschap in pandemische tijden: toon geen zwakte

Je gunt geen enkele leider een coronacrisis, toch is het nuttig om vanuit deze crisis naar leiderschap te kijken. Corona is namelijk een spiegel die ons toont wie we zijn. Hoe onze leiders zijn, en hoe wij zijn als volgers.

De coronacrisis en de pest: parallellen 

Pandemieën drijven de staat tot de grens van zijn mogelijkheden. Maar hij wil geen zwakte tonen. En dus versterkt hij zijn macht. Dat is de strekking van een artikel in de Neue Zürcher Zeitung van de Freiburgse hoogleraar Volker Reinhardt. Hij schets in kleurrijke beelden de parallel tussen de pest en corona. Hij stelt dat, hoewel de vergelijking op vele gronden mank gaat, er wel degelijk parallellen te trekken zijn. Vooral op het gebied van het gedrag van autoriteiten.

De “experts” uit de tijd van de pest, zo rond 1347, waren theologen, astrologen en artsen. Zij kwamen tot de eensluidende diagnose dat de pest een gevolg was van een ongunstige constellatie der planeten. Die zond giftige dampen naar de aarde. Mensen stierven door de dodelijke inademing daarvan. De burger werd door de experts aangeraden geurige extracten op te snuiven. Bovendien diende hij een streng en vleesvrij dieet te volgen en er vooral positieve gedachten op na te houden.

Ondanks al deze ronkende adviezen waren de koningen en pausen de facto hulpeloos bij een crisis die ieders leven acuut bedreigde. Daarmee werd hun positie, en nog veel ernstiger, hun legitimiteit ten zeerste bedreigd. Een autoriteit, welke dan ook, werd alleen gerechtvaardigd door de voordelen daarvan voor het volk. Zonder een aantoonbaar gunstig effect voor het algemeen belang verloor de staat haar bestaansrecht. Ze werd uiterst kwetsbaar, daarmee betwistbaar, en ultimo vervangbaar.

Geef geen zwakte toe

Dit resulteerde in een ijzeren principe waaraan alle autoriteiten zich tot op de dag van vandaag strikt zullen moeten houden: erken onder geen beding de eigen radeloosheid en hulpeloosheid. Integendeel, in tijden van crisis neemt de productie van verordeningen, decreten, instructies en strafbepalingen gigantisch toe. Dus de machinerie van het wetgevende gezag  loopt warmer naarmate de infectie- en sterftecijfers toenemen. Met andere woorden: daadkracht tegen elke prijs was en is het devies. Toon geen zwakte, laat zien dat je daadkrachtig bent.

Opvallende overeenkomsten met de coronacrisis in onze tijden. Niemand zal ontkennen dat bepaalde basisveiligheidsregels zoals handhygiëne en afstand houden, die in het voorjaar van 2020 werden ingevoerd, verstandig en gepast zijn. Maar tegelijkertijd komt steeds duidelijker naar voren dat de staat, zoals in 1348, op zijn grenzen stuit. Hij kan de regels voor de openbare ruimte blijven aanscherpen, zoals de Venetiaanse aristocraten op het hoogtepunt van de crisis, en de naleving ervan efficiënter dan toen controleren. En, net als in tijden van de pest, wordt het duidelijk dat het boze tegenreacties oproept. Het patroon is: wat verboden is buiten de eigen vier muren, wordt des te ongeremder ingehaald binnen de privé-sfeer. Een bewakingsstaat die door het sleutelgat snuffelt kan niemand willen, laat staan ​​een totalitaire staat.

De vraag rijst dus of de staat, die uiteindelijk alleen kan bestaan dankzij democratische consensus, vandaag niet eindelijk moet toegeven wat onuitsprekelijk was voor voormoderne oligarchieën: dat het zijn middelen heeft uitgeput, misschien zelfs te ver is gegaan, en dat de epidemie nu een verantwoordelijkheid is van het maatschappelijk middenveld en het gezonde verstand van het individu. Misschien zou de eerlijke erkenning van de regeringsleiders en de verschillende experts dat ze hun best hebben gedaan maar het eigenlijk ook niet precies weten, de acceptatie van de essentiële veiligheidsregels aanmoedigen.

De pretentie/onmacht paradox

De pandemie is dus een spiegel die ons laat zien wat de stand van het land is in tijden van crisis. Maar is het een uitzonderingstoestand? Het lijkt toch onmiskenbaar dat we de de laatste tijd struikelen over de spiegels. De Toeslagen-affaire is een erkend dieptepunt. De kwalificatie die de Volkskrant eind 2020 verbond aan het werk van de parlementaire commissie uitvoeringsorganisaties: “Ambtenaar, burger en politiek elkaar allang kwijt zijn”. Er zijn talloze voorbeelden.

Het heeft geen zin om het tekortschieten van de overheid op zichzelf te bezien. Of om nu te zoeken naar schuldigen. We moeten kijken naar de samenhang, naar het patroon. Corona is als overheidsopgave weliswaar extreem in de heftigheid van zijn symptomen, maar het is een kenmerk van een al jaren zeurende aandoening. We moeten het hebben over de pretentie/onmacht paradox.

De pretentie/onmachtparadox is een begrip voor de paradox die ontstaat als het politiek primaat degradeert tot slechts de pretentie van de staat over de maakbaarheid van de samenleving. En dat terwijl hij structureel geconfronteerd wordt met de werkelijkheid van de onmacht van corona en de toeslagenaffaire, en nog zoveel meer. En desalnietemin signaleren we deze onmacht incidenteel, maar ontkennen haar fundamenteel.

De structurele onmacht wordt gerationaliseerd met het plakken van noodverbanden, met een verkiezing, een extra subsidie, een aanvullende wet. Of we benoemen een nieuwe minister, dan komt alles goed. Al deze fenomenen laten ons zien dat we nauwelijks controle hebben, dat we het totaaloverzicht kwijt zijn. Dat we leven in de overlevingsmodus en sturen op incidenten. De stereotiepe respons is dan om door een commissie van gelouterde bestuurders en decoreerde wetenschappers een diagnose te laten maken en dan een plan van aanpak.

Dat is juist het probleem.

We moeten leren inzien dat de werkelijkheid het politiek primaat boven het hoofd gegroeid is. En we moeten ons gaan realiseren dat we allemaal in dit paradoxale paradigma zitten opgesloten, politici, bestuurders, ambtenaren en burgers. Er zijn geen schuldigen aan deze paradox. Vingers wijzen heeft geen zin. Er zijn wel verantwoordelijkheden.

Wat zijn de symptomen van deze pretentie/onmacht paradox?

De uitvoering politiseert. De staat kan de uitvoering niet meer zo besturen zoals ze wil omdat de grilligheid van de politieke dynamiek zich slecht verdraagt met de complexiteit van grote uitvoeringsorganisaties. Versterken we dan de uitvoering? Nee, we maken dan de ambtelijke top politieker, alsof als we allemaal door de politieke bestuurlijke bril naar de werkelijkheid kijken die zich vanzelf aanpast. Dat is, op zijn mildst, zeer eenzijdig: and behold, de Toeslagen affaire.

De dialoog polariseert. Als we een disfunctionerend systeem zouden analyseren zouden we logischerwijs komen tot reflectie en heroriëntatie, en tenslotte tot transformatie. In een systeem dat polair is (coalitie/oppositie) en zichzelf middels het politiek primaat tot de hoogste orde heeft verklaard kan falen principieel alleen veroorzaakt worden door de één, of door de ander. Dit systeem kan een werkelijkheid die boven dit primaat is uitgegroeid niet waarnemen. Er is maar één weg: standpunten worden verscherpt, uitvergroot en versterkt. Het centrum verdwijnt en de middelpuntvliedende kracht neemt toe, tot we uit de bocht vliegen.

Politieke correctheid is de norm. Omdat bestuurlijke pretentie standhoudt maar de bestuurlijke effectiviteit afneemt, verschuift de maakbaarheidsambitie van tastbaar bestuurlijk handelen naar passende politiek-bestuurlijke taal en adequaat bestuurlijk gedrag. We gaan moraliseren. Nou is er geen enkel bezwaar tegen moraal, integendeel,  maar wel als defensiemechanisme.

De taal erodeert: Bestuurders gebruiken steeds meer absolute begrippen als “onmogelijk”, “onaanvaardbaar”, “ontoelaatbaar” en “niet-acceptabel”. Dat kan, moet misschien een keer. Maar een bestuurder is geen neutrale beschouwer, maar een magistraat, hij of zij “gaat er over”. Duurzaam gebruik van deze begrippen maken bestuurders ongeloofwaardig.

Focus op details: Bestuur is iets anders dan management. Bestuur vereist reflectie, distantie, overzicht, visie. Dagkoersen zijn dodelijk. Desalniettemin zijn politici, bestuurders, topambtenaren in toenemend mate media-incidenten aan het “managen” met een levenscyclus van enkele uren tot enkele dagen. De aandacht voor het incident is groter dan de aandacht voor de statistiek, voor de grote langjarige trend, doordat de media meer onze primaire instincten activeren dan onze ratio, de distantie en de nuance.

De risico-angst groeit: De pretentie/onmacht paradox is een teken van een impasse. Economisch, sociaal, politiek, moreel. In plaats van te creëren, (duurzaam) te groeien, te ontwikkelen en ons aan te passen worden we defensief, achterwaarts gericht. We zijn beducht om te verliezen wat we hebben. De maakbaarheidsidee verschuift van creatie naar het voorkomen van risico’s, van gevaar.

Moderniteit en individualisering: versplintering van materie en geest

Complexiteit en controleverlies

Overheidsorganisaties zijn in de afgelopen decennia super-ingewikkeld geworden. Dat komt door steeds groeiende maatschappelijke complexiteit, onstuitbare digitalisering, regelmatige bezuinigingen en veranderende politieke prioriteiten. Bovendien kunnen overheidsorganisaties hun taakgebied niet afbakenen tot die domeinen die ze beheersen, zoals het bedrijfsleven dat wel kan. De overheid kan bijvoorbeeld niet stoppen met de jeugdzorg omdat ze vindt dat die te duur wordt.

Waar deze organisaties zich vroeger nog enigszins door een planning en control-aanpak lieten besturen, hebben veel grote overheidsorganisaties zich ontwikkeld tot zogenaamde complexe adaptieve systemen waarop de chaostheorie van toepassing is. Dit soort systemen vertonen niet-lineair en daardoor onvoorspelbaar gedrag. Die laten zich deels niet meer door reguliere controlemechanismen met een normale causaliteit sturen. De meesten van ons kennen het woord complexiteit wel, maar weinigen snappen het begrip complexiteit en zijn ver reikende consequenties voor het verlies van controle voor het bestuur van ons land. Hoe is het zo gekomen?

Materie

We hebben de wereld gedetermineerd en in ontelbare klein deeltjes uiteengelegd om hem te begrijpen. Met dat begrip en die kennis hebben we dingen gemaakt, goede dingen. De Verlichting, zoals we deze nieuwe inzichten noemden, was noodzakelijk en nuttig en bracht ons de moderniteit. Maar nu dreigt de versplintering in zijn tegendeel te gaan verkeren. We hebben een moderne chaos gecreëerd die we niet meer kunnen besturen. Niet met de mechanismen uit de tijd van het groepsdenken, goden, koningen en premiers, coalities en opposities. En zelfs niet met de methoden van de moderniteit en de maakbaarheidsgedachte, het neoliberalisme en de wetenschap. In deze complexiteit verliezen we de controle, onbedoeld, niet omdat we dom zijn, maar omdat we onder geen beding zwakte of onmacht willen tonen. We komen daardoor terecht in een moderne variant van middeleeuws mysticisme: symboliek, angstvisioenen, politiek-correcte taal en moralisme.

Geest

Wat met onze organisaties en onze maatschappij is gebeurd, is ook met onszelf gebeurd. De versplintering van waarheden en meningen hebben we individuele vrijheid genoemd. Natuurlijk was dat een bevrijding uit de ketens van de groep. Maar de euforie van het individuele dreigt ook in zijn tegendeel te gaan verkeren. Als iedereen gelijk heeft, waar gaan we dan heen? Als iedereen gelijk heeft, wat is dan de waarheid? Als iedereen gelijk heeft, zijn er dan nog grenzen…leugens? Als iedere mop wel voor iemand kwetsend is, waar kunnen we dan nog om lachen? Onze hypothese was dat we ons zouden bevrijden. We zouden de dictatuur van de groep transformeren naar de vrijheid van het individu. Maar de werkelijkheid is minder euforisch: we bewegen van de dictatuur van de groep naar de dictatuur van het individu.

De versplinterde materie nemen we waar als chaos. Materiële chaos is bestuurbaar. Niet met onze 19e-eeuwse hiërarchische politieke systemen noch met mechanistische modernistische methoden, maar bestuurbaar, om dat het een vorm van ordening is, al kunnen we die niet volledig doorgronden. Maar als ook de geest versplinterd is tot individuele fracties ontstaat er een paradigmatisch clash, chaos ontmoet chaos.

Social Media

Tegelijkertijd bouwen we social media die een uitdrukking van die versplintering zijn. Beloftevolle ontwikkelingen: feest van de vrijheid van meningsuiting, pijler van de democratie, hazewind van de nieuwsgaring, dat was het! Maar met een paar onverwachte bijeffecten.

De waarheid erodeert. Niet politiek rechts of links is de eigenaar van fake news. Fake news is een symptoom van de moderne mediamaatschappij met een geheel eigen, ongedachte dynamiek. Die dynamiek, de autonomie van een eroderende waarheid is sterker dan we denken. En een verschijnsel heeft geen moraal.

Deze media activeren bovendien meer onze instincten dan onze reflectie en ratio. Zo is het businessmodel en zo is de technologie opgebouwd. Daardoor vallen we collectief terug naar een eerder ontwikkelingsniveau van communicatie, een regressie van het rationele naar het pre-rationele, instinctieve, met als gevolg: de aandacht verschuift naar individuele en incidentele drama’s. Die als wanhoopsdaad wel van een universele geldigheid worden voorzien.

Dat sociale media de complexiteit versterken lijkt evident, maar wat is oorzaak en wat gevolg? Waarschijnlijk zijn beiden gevolg van de versplintering van materie en geest. Maar het effect van sociale media op communicatie is ontegenzeggelijk: ook hier regresseren we naar een middeleeuws aandoende dynamiek. Iedere dag wordt weer een ander mediaslachtoffer op de Grote Markt van Twitter of Facebook gevierendeeld.

Complexiteit, maakbaarheid en bewustzijn

Karl Popper heeft in een van zijn hoofdwerken een interessante, bijna ironische observatie over maakbaarheid in relatie tot complexiteit, aan de hand van een begrip dat dezer dagen welig tiert, de complottheorie. De denkfout, zegt hij, bij de aanhangers van complottheorieën is dat zij menen dat instituties zo zijn te construeren dat ze voornemens en plannen helder en succesvol kunnen realiseren. Maar, zegt hij, een moderne maatschappij kenmerkt zich er veel meer door dat het een complexe structuur met ongedachte gevolgen produceert. Daarom zal geen enkel complot, hoe briljant ook, slagen. De realisatie zal altijd sneuvelen als gevolg van de complexiteit van de sociale werkelijkheid.

Complexiteit en maakbaarheid zijn beide typische symptomen van het moderne bewustzijn, en ze bijten elkaar. Complexe systemen zijn niet maakbaar, in constructivistische zin, ze vereisen een andere wijze van sturing. De samenloop van complexiteit en de maakbaarheidsidee creëert een impasse: de pretentie/onmacht paradox.

Onze kijk op complexiteit wordt bepaald door het bewustzijn van waaruit we kijken. Bewustzijn is de manier waarop we naar de wereld en onszelf kijken,  en we beschouwen dat als de werkelijkheid. In de middeleeuwen was alles wat onbegrijpelijk en onbeheersbaar was van God. Daarmee stond complexiteit gelijk aan het Goddelijke, en chaos was een door God gegeven feit.

Onze huidige bestuurlijke structuren en principes dateren van de vorige eeuwen, toen het groepsdenken nog hoogtij vierde. Identiteit en positie werden ontleend aan de groep waartoe je behoorde. Autoriteit was een aanvaard kenmerk van de groep. In deze periode is complexiteit nog een oplosbaar vraagstuk dat je aan ingenieurs moet overlaten, want een ingenieur is een autoriteit. Dat was prima om de eerste spoorlijn, die van Haarlem naar Amsterdam aan te leggen en feestelijk te openen. Het volstond zeker nog om de Zuiderzee in te polderen. Maar met bijvoorbeeld de WAO (1967) kwamen we in een grensgebied. Politiek en maatschappelijk was deze stap logisch en zinvol. Vanuit de complexiteitstheorie was dit echter al een riskante stap, er gingen ongedachte en ongewenste bijeffecten ontstaan.

Toen de moderniteit in de 60’er jaren collectief doorbrak kwam er zo’n gigantische hoeveelheid aan ontketende individuele creativiteit, energie en ambitie vrij dat we daarmee enkele decennia grote maatschappelijke vooruitgang konden boeken. De emancipatie bloeide als nooit tevoren. Maakbaarheid bestond! Deze periode wordt in Frankrijk niet voor niets “les Trentes Glorieuses” (‘45-‘75) genoemd.

Onze vrijheid was toen nog nieuw, we hadden de groep nog maar ten dele verlaten. Daarom veronderstelden we dat vrijheid maakbaarheid impliceerde. “Ik denk, dus ik doe”, vrij naar Descartes. De maakbaarheids-idee had de reputatie een overwegend links thema te zijn. En inderdaad, na de tweede wereldoorlog streden het groepsbewustzijn via het conservatisme en de moderniteit via progressivisme een felle strijd tussen het oude en het nieuwe bewustzijn.

Toen in de tachtiger jaren de euforie van de moderniteit voorbij was kwam er korrel voor korrel zand in de machine. De beste van alle werelden, de Westerse, was imperfect, en dat was onverdraaglijk. En daarom werd dat ontkend. Als de maakbaarheid begrenst leek, dan kwam dat omdat de overheid te klein was. Meer geld, meer ambtenaren. In vergelijking met medio 60-er jaren heeft de overheidsbegroting 5,5 maal het volume van nu. Maar tussen 2006 en vandaag is die nog verdubbeld.

Vanaf die periode domineert het bewustzijn van de moderniteit, de pretentie van het individu, van het ego. In brede kring. Dat bewustzijn leidt tot een veel algemenere en versterkte maakbaarheidsillusie. In progressieve kringen is maakbaarheid een product van de staat, en in liberale kringen is maakbaarheid een product van de markt. De versplintering van politieke facties neemt toe, maar de diversiteit van het politieke dogma degradeert tot één enkele these, de maakbaarheid. Vanuit dit bewustzijn zien we complexiteit als mismanagement óf als een vraagstuk dat we aan wetenschappers moeten overlaten. Chaos, leert de van Dale immers is “verwarring, wanorde”.

Om die reden zal geen coalitie van bestaande partijen de pretentie/onmachtparadox kunnen doorbreken. Het ontbreekt in de politiek aan countervailing power tegenover de maakbaarheidsidee. En dus vinden de drama’s plaats als de Toeslagenaffaire. Sterker, anno 2021 is zelfs de VVD nog meer van de maakbaarheid en voorstander van een sterke overheid. Dat lijkt een opmerkelijk vooruitstrevende ontwikkeling bij deze wat gereserveerde partij maar het is feitelijk een logische versterking van de paradox. En dit zal het effect zijn: meer overheid naarmate de overheid onmachtiger wordt en onmacht die verder escaleert. Die zal zich nog sterker voordoen als pretentie. Als deze pretentie voor de staat zelf tenslotte onverdraaglijk wordt zal hij die projecteren op de burger. Als die het passende gedrag vertoont komt alles goed: er volgen steeds meer ge- en verboden.

Voorbij de maakbaarheidsillusie

Beschouwen we nu in dit licht de coronacrisis. Laten we nuchter kijken naar de fenomenologie van het handelen van staat en politiek. De staat heeft gedaan wat in een risico-vrezende maatschappij met een maakbaarheidsobsessie verwacht kan worden, al is het maar omdat iedereen hetzelfde deed.

Daarnaast kunnen we ook zien dat de staat haar hand heeft overspeeld in de coronacrisis. Als een logische consequentie, in een pandemische context, van een staat die haar hand ook eerder overspeelde omdat de illusie van de maakbaarheid haar mandaat in stand houdt. Dat doet de staat door interventies die door hun symbolische betekenis politieke waarde hebben. De collateral damage wordt niet afgewogen, deels omdat het inzicht er ook niet is. En die schade heeft in de coronacrisis een omvang bereikt, waarvan de maat zoek is. Daarmee is de proportionaliteit, als fundamenteel rechtstatelijk beginsel, zoek.

En zo ontstond de pretentie/onmachtparadox. Een begrip voor de paradox die ontstaat als het politiek primaat degradeert tot een pretentie van de politiek met betrekking tot de maakbaarheid van de samenleving terwijl ze structureel geconfronteerd wordt met de werkelijkheid van haar eigen onmacht en we deze onmacht incidenteel signaleren, maar fundamenteel ontkennen.

In de psychologie noemen we  het loochenen van deze fundamentele onmacht gewoon denial, ontkenning. De kortzichtige en tekortschietende pogingen om de paradox te verhullen met nog meer belastingen, nog meer overheid en nog meer regels noemen we in de psychologie rationalisaties, een ander defensiemechanisme.

Deze heftige defensiemechanismen zijn begrijpelijk. Als we de pretentie/onmacht paradox aanvaarden, in de ogen kijken, zien voor wat het is, stellen we fundamenteel het politieke mandaat ter discussie. De staat en de politiek zullen zichzelf nooit fundamenteel ter discussie stellen. Want, als het niet de maakbaarheid is, is überhaupt de legitimatie?

Wat is de oplossing?

Er is geen oplossing, in de klassieke betekenis van het woord. Het stellen van de vraag is een uiting van de maakbaarheidsidee: probleem, analyse, plan, oplossing. Maar met de analyse en met het plan extrapoleren we ook weer genen van de problematiek naar de toekomst, en creëren dezelfde problemen.

Hoe dan wel ?

De weg van naïeve ideologie van rijkdom, geluk en gezondheid voor allen, revolutionaire strategieën van omverwerping, populistische of extremistische theorieën van rechtse of linkse signatuur. De belangen zijn te groot, van 17 miljoen goede mensen en de generaties na ons. Bovendien er zijn te veel kapers op de kust die zich graag tegoed doen aan een verzwakte westerse beschaving in verwarring.

Misschien is er een richting, is er een weg, die we tastend kunnen inslaan, als we aanvaarden dat we met een wicked problem te maken hebben. Dat maakbaarheid zijn grenzen heeft, en dat we dat moeten leren verdragen. En mogelijkerwijs toont deze impasse ook iets anders. Wellicht is deze maatschappij aan een nieuwe fase van bewustzijn toe.

Deze ontluikende nieuwe fase is niet the Great Reset, zoveel moge duidelijk zijn. Dat is de maakbaarheidsillusie 3.0, op de schaal van de wereldelite. Het is de vlucht vooruit van de geslaagde westerse moderne mens die enkele decennia op een vooruitstrevende bewustzijnsgolf heeft gesurft en nu denkt de zee te zijn. Verleidelijk voor de direct betrokken, omdat het een ontsnapping lijkt uit de onmacht, maar vermoedelijk is het de overdosis voor de verslaafde aan maakbaarheid. Het is het nieuwe businessmodel van de technocratie. Het is de taal van schaal, kapitaal en pretentie. Aan die taal hebben we veel te danken, maar die is aan het einde van zijn levenscyclus.

Zoals iedereen die nog weet hoe het was om van de lagere naar de middelbare school te gaan: je begint een beetje opnieuw, onderaan. Zo begint ook een nieuwe bewustzijnsfase. Het oud-Griekse “chaos” betekent leegte. We zullen moeten leren om in een hectische wereld het niet-weten te verdragen. Dit betekent nadrukkelijk niet niet-handelen. Het betekent “duurzaam” handelen, handelen bepaald door de fenomenologie van het vraagstuk: pragmatisch, gedoseerd en realistisch. Zonder de pretentie de wereld te willen of te kunnen redden, zonder angst. Kijkend naar alle consequenties van de maatregel, en niet alleen naar die die ons goed uitkomen. Laten we daar eens beginnen.