De Onschuldigen

Het Westen wordt overspoeld door een golf van engagement. Er is een verzamelnaam voor dit engagement, al is niet helemaal duidelijk of dit een zelfbedachte geuzennaam is van de activisten of een laatdunkend predicaat van de critici: woke, verwijzend naar een hogere staat van helderheid en inzicht. Ondanks deze algemene noemer heeft het engagement veel verschillende gezichten: klimaat, ras, gender, social justice, migratie. En al deze verschillende stromingen beschikken over een eigen volgerschare, een eigen taal en symboliek, en een eigen verontwaardiging.

Het engagement straalt ook een sterke urgentie uit en een zeker verlicht absolutisme. Als straat- en Twitteractivisme is het soms ronduit agressief, meer parlementaire versies bepleiten noodtoestanden en zijn bereid democratische processen en grondrechten terzijde te stellen. Het engagement kent ook een grote vastberadenheid en een bepaalde aanmatiging want de tijd van divergerende meningen en dissidente gevoelens is voorbij. Tegenstanders worden getypeerd als geesteszieken met een fobie.

In progressieve kring vinden deze bewegingen veel weerklank, misschien omdat ze appelleren aan nostalgische gevoelens van voortreffelijkheid en emancipatie. Wellicht doen ze de maatschappelijke betrokkenheid van de zeventiger jaren herleven? Na al die neoliberale platvloersheid lijkt er eindelijk weer plaats voor bevlogenheid en is er weer hoop voor de wereld. Als we haast maken.

Critici lijken in het defensief. Het meest gehoorde bezwaar is dat dit engagement nogal opzichtig met haar deugdzaamheid pronkt. Maar wat is er mis met deugen? Wat is er mis met correctheid, politieke correctheid in dit geval? Bovendien, de meest luide critici zijn vaak representanten van populistische groeperingen en die spelen eigenlijk geen rol in het maatschappelijk discours. Toch lijkt woke een paar scherpe randjes te hebben met haar cancelcultuur van sprekers, academici, boeken, rituelen en oude helden.

Hoe moeten we woke beoordelen? Als een zegen die over het Westen neerdaalt, of als een vloek? Zijn wokies onze maatschappelijke voorhoede, de trendsetters van een nieuwe kijk op hoe mensen zich tot elkaar verhouden en tot de natuur? En zal de behoudende en onbewuste meerderheid vanzelf volgen, zoals gebeurde met de emancipatiebewegingen van de 70’er jaren? Zullen de populistische stromingen verdampen omdat we ons kunnen warmen aan het vuur van een inspirerende, nieuwe en collectieve uitdaging? Of is woke het symptoom van de moderniteit in verwarring? En om een systemisch perspectief toe te voegen: is er iets dat aan het zicht onttrokken wordt door het tromgeroffel van woke?

Voor een antwoord op deze vragen moeten we de lucht onderzoeken die we inademen, het water waarin we zwemmen, kortom, de tijdgeest waarin we leven. Die dimensie van ons leven die we door zijn vanzelfsprekendheid en alomtegenwoordigheid nauwelijks waarnemen. Hoe zouden we die tijdgeest typeren?

Het moderne bewustzijn is ambivalent

Toen de individuele bevrijding in de zestiger jaren collectief doorbrak, na inleidende beschietingen van kunstenaars en wetenschappers in de eeuwen daarvoor, kwam er een gigantisch reservoir aan ontketende individuele creativiteit, energie en ambitie vrij. Daarmee konden we decennialang grote maatschappelijke vooruitgang boeken en volop genieten van de nieuwverworven vrijheden. De vitaliteit en ambitie spatte van het televisiescherm. We verbraken de ketenen van de hiërarchie. Kerk en vaderland werden voorwerp van spot. Wij gingen ons eigen leven leven, en niet meer dat van pa, ma of meneer pastoor, en we zouden de wereld verbeteren. Het moderne leven, gevolg van de individuele ontplooiing, kreeg een ongelooflijke impuls in de 60er en 70er jaren. Het was van een indrukwekkende realiteit en uitdrukkingskracht in leefstijl, gastronomie, mode, kunst en wetenschap.

Was het duurzaam, deze bevrijdingseuforie? Hoe staat het nu met onze vrijheid, één van de pijlers van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens door de Verenigde Naties in 1948? En de Sustainable Development Goals (SDG’s), zijn ze uitdrukking van een succesvol wereldbeeld of van een vlucht vooruit, een teken van wanhoop? En de armoede, is die al een beetje uitgebannen? In Burundi en Mozambique misschien nog niet helemaal, maar dan wellicht in Nederland? Meer dan een half miljoen Nederlandse huishoudens leeft in armoede. Als geld niet zaligmakend is, zijn we dan in ieder geval gelukkiger geworden met zijn allen? De DSM-5, handboek van officieel goedgekeurde mental disorders is in omvang meer dan verdubbeld. Burn-out is volksziekte nummer 1. En hoewel er nog nooit zoveel psychologen waren zijn er nog veel meer cliënten. Op een wachtlijst. Onze huizen zijn brandschoon door wasmachine, stofzuiger en duizend-dingen-doekjes, maar geldt dat ook voor het milieu?

Wat voor de hand leek te liggen, dat het wezen van ons moderne bewustzijn de vrijheid en ontplooiing van het individu was, en dat al die vrije individuen een perfecte wereld zouden creëren, houdt bij nadere beschouwing geen stand. Toen alle vrijheid geleefd was bleken we nog steeds niet gelukkig te zijn, en was de wereld nog niet perfect, integendeel.

We botsen op tegen een belangrijk misverstand over de moderniteit. Het wezen ervan is niet de individuele vrijheid, het is de ambivalentie. Ambivalentie omdat het “ik”, het ego, de dominante identiteit van de moderniteit is. En het ego is ambivalent. Het is niet gelukkig omdat het vrij is (die vrijheid blijkt steeds meer een last) het is gelukkig als het externe bevestiging krijgt, en ongelukkig als het geen likes krijgt. Deze ambivalentie is de krachteloze, machteloze impasse van het ik. Jantje lacht, Jantje huilt.

Wat zijn de gevolgen van die ambivalentie en de focus op het ego, en hoe hangt dat samen met de opkomst van de neurose?

Ego en neurose

In het begin van de 20e eeuw deelde Sigmund Freud de menselijke persoonlijkheid in 3 delen in: het id, het ego, en het superego. Het id is het primitieve en instinctieve deel van onze hersenen, het superego is ons geweten, ons moreel besef. Het ego is het realistische, rationele deel van onze persoonlijkheid dat bemiddelt tussen de instinctieve verlangens van het id en de morele autoriteit  van het superego.

Het ego is niet de enige dimensie van onze menselijkheid, en het ego is niet uniek voor de moderniteit. Maar het ik ben en ik wil is wel dominant geworden in de moderniteit. Het ego identificeert zich met gedachten en met uiterlijkheden en het is niet intrinsiek oké maar slechts voorwaardelijk, namelijk alleen als het bevestigd wordt. Het is een mentale constructie, die zich voortdurend met de ander vergelijkt en afhankelijk is van externe validatie. En hoewel alle spirituele tradities het geklungel van het ego relativeren, is het voor de Westerse mens een verslavende en hardnekkige conditionering.

Eckhart Tolle noemt deze ego-dimensie het “pijnlichaam”. Het pijnlichaam is dat aspect van het ego waar alle niet-verwerkte trauma’s sluimeren. Het pijnlichaam voedt zich met alles wat zich afspeelt in ons hoofd, onze oordelen en negatieve gedachten. Als we ons identificeren met deze gedachten vinden we onszelf stom, lelijk, mislukt. Omdat we die helse malende machine in ons hoofd steeds maar aandacht blijven geven wordt dit negatieve zelfbeeld voortdurend versterkt. Zo blijft het pijnlichaam in leven en kan het zelfs groeien.

Duizenden, waarschijnlijk miljoenen mensen kwellen zichzelf met de identificatie met het ego en dus met het voeden van het pijnlichaam. Burn-out, stress, onmacht, agressie, je hoeft geen psycholoog te zijn om te zien en te weten dat er onnoemelijk veel psychisch leed is in de westerse wereld. Neurosen, van welke aard ook, zijn de geestelijke pandemie van de moderniteit. En de chronologie van de neurose loopt volstrekt parallel aan die van de moderniteit.

De Jungiaanse psycholoog en filosoof Wolfgang Giegerich heeft interessante bespiegelingen over onze neurosen. Volgens Giegerich kunnen we de neurose herkennen aan het absolute karakter ervan. De neurose ontstond op het moment dat men de typische vragen van het moderne bewustzijn, van het ego: “Wie moet ik zijn”, of “Hoe moet de wereld zijn”, ging beschouwen en interpreteren vanuit een absoluut standpunt. Hoewel de moderniteit juist het tijdperk van de vrijheid en de relativering leek te zijn, was er een regressie naar de tijd van het groepsbewustzijn, waar alles absoluut was: hemel of hel, God of duivel, upstairs of downstairs. Volgens Giegerich komt in de neurose opeens, zonder dat iemand het merkt, iets ouds waarvan de mens eigenlijk afscheid wilde nemen door de achterdeur weer binnen, namelijk het absolute van het groepsbewustzijn. In de neurose wordt de werkelijkheid alleen nog met de criteria van absoluutheid bekeken.

Herken je ze, dit soort uitspraken, in de wereld om je heen? Het “absoluut onacceptabel !”, het “absoluut noodzakelijk !” Hoewel de moderniteit ons juist de individuele vrijheid bracht, en dus de relativering van het absolute,  de ontwaakte activist relativeert niets. Daar is geen compromis van redelijkheid, maatvoering en rationaliteit. Het is het pure uit-ageren van het absolute. Met het absolute laat de neurose zien dat zij zich met een dwingende overtuiging verzet tegen concrete ervaringen of verhelderende nuances en immuun is voor rationele inzichten. De neurotische psyche hecht echter sterk aan haar irrationaliteit: om micro-agressies te voorkomen wordt men agressor, in de strijd tegen discriminatie discrimineert men nu anderen dan voorheen, lichamen waarvan beweerd wordt dat het sociale constructies zijn vereisen fysieke ingrepen om ze te veranderen, en om van fossiele brandstoffen af te komen verbranden we bomen.

De totempaal van de neurotische psyche is de maakbaarheidsgedachte, zij is onze meest fundamentele moderniteitssynthese. Maar maakbaarheid, leert het werkelijke leven, is een illusie. En als we die illusie verliezen zijn we  reddeloos verloren. In het algemeen kun je zeggen dat de neurose de weigering inhoud om de werkelijke wereld binnen te treden. De wereld van de beperkte maakbaarheid, van goed en kwaad en van het lot, van intrinsiek lijden als deel van de menselijke existentie. Waar moet het dan heen, die collectieve zinledigheid, de latente onrust en agressie van het ego? Het broeiende ongenoegen wordt immers voor steeds meer mensen ondragelijk?

Schuld

Onze grenzeloze vrijheid heeft een keerzijde, het leidde tot de pretentie van de maakbaarheid van het leven. Nu zijn we zelf verantwoordelijk voor onze emoties, voor onze relaties, voor onze loopbaan, voor ons hele leven. Nu is het ook onze “eigen” schuld als het fout gaat, en dat gaat schuren.

Schuld werd ons vroeger met de paplepel ingegoten. Seht, Wohin? Auf uns’re Schuld, leerden we van Bach. Maar vroeger kon ik mijn schuld bij God brengen. Hij zou mij vergeven. Of ik sleepte de erfzonde desnoods tot de dood met me mee, om tenminste in het rijk Gods bevrijd te worden. Er was ook een alternatief, ik kon mijn schuldgevoelens op een andere groep projecteren en als die collectieve geprojecteerde schuld maar groot genoeg was noemden we die catharsis “oorlog”. Maar nu God dood is en we conflicten barbaars vinden, en agressie onaanvaardbaar, zelfs op microniveau, staat het moderne “ik” er eenzaam en alleen voor. Het kan zijn schuld niet meer dragen, niet meer verdragen en zoekt een uitweg.

En die is er. Als de verlossing niet meer bij God te vinden is, en we onze schuld niet meer op de ander mogen projecteren, blijft er maar één richting over. “Mijn” schuld introjeer ik, projecteer ik op mezelf. Op een dimensie van het zelf die ik meen te kunnen veranderen. Want over het zelf denk ik controle te hebben. Mijn ongenoegen, mijn onbewuste schuldgevoelens wijs ik af, transformeer en projecteer ik op een concreet object van het maakbare ego en de maakbare wereld. Mijn geschiedenis, mijn land, mijn(voor)ouders, mijn geslacht, mijn huidskleur, ons klimaat deugen niet! Die dienen veranderd of afgeschaft. En deze verandering delgt mijn schuld. Ik word weer onschuldig, als een kind. De verlammende schuld is getransformeerd in maakbaarheidsdynamiek en bevrijding.

Zo werd de schuldneurose als collectief verschijnsel geboren.

De schuldneurose is onder meer te herkennen aan de pleitbezorging van het evidente, van datgene waar niemand tegen is. Social justice ? Wie is daarop tegen? Black lives matter? Vanzelfsprekend lijkt me. Duurzaamheid, en een goede en evenwichtige omgang met onze natuurlijke omgeving? Natuurlijk. Het lijkt harmlos, zelfs sympathiek, maar let op: met het poneren van het evidente, met het zich scharen achter het vanzelfsprekende wordt het redelijke omgetoverd in het absolute. En wordt in die zin positie gekozen: ik deug, maar de anderen deugen niet.  Ik bepleit het vanzelfsprekende om het over de ander te kunnen hebben. Via de schuldprojectie op het zelf ga ik deugen, en via mijn deugdzame rationalisaties kom ik dan via een omweg toch bij de ander uit. En ondeugden moeten bestreden worden, als het moet fel. Onze (zelf)wanhoop toont zich: de tijd van praten met de tegenstander is voorbij. Realisme is ouderwets. Het absolute uit de tijd van het groepsbewustzijn keert weer terug en toont zich in de onverbiddelijkheid ten opzichte van de onwetenden in de cancelcultuur. En de richting van de projectie verklapt wat de bron is, draai de projectie om en je ziet de schuldige: het modernistische, uitgeputte ongenoegen van het ‘zelf’.

Woke is een schuldneurose, een neurotisch schuldgevoel dat steeds collectiever wordt. Een gevolg van de fragmentatie van de zichzelf overschattende moderniteit. Het is de gebundelde zinledigheid, frustratie en agressie, angst en schaamte die op zoek is naar een bestemming. Op zoek naar zingeving en vervulling. Dat is natuurlijk een diepmenselijk verlangen. Het kan echter door het zelfdestructieve karakter ervan niet creëren maar alleen vernielen. Door het collectieve karakter wint de zelfdestructie – onder het motto van engagement – aan momentum. De storm van verzamelde, ontwortelde en gefrustreerde ego’s is tot alle denkbare vreselijkheden in staat maar kan dit niet waarnemen. Men waant zich immers op de top van de pyramide van bewustzijn en verlichting en beschouwt de onwetenden, de niet ontwaakten met nauwverholen minachting. En die minachting is een rechtstreekse resonantie  van de (onbewuste) walging over het zelf.

De maakbaarheidspretentie van de moderne mens veroorzaakt zijn visie op schuld. De mens die de pretentie heeft zijn leven, en in het kielzog daarvan de wereld, naar zijn hand te zetten kan falen. Hij maakt zichzelf tot God en God had hij nou net een paar decennia daarvoor met Nietzsche als spreekbuis doodverklaard. De prijs die we betalen voor deze autonomie-fictie is schuldig zijn. De winnaars zijn schuldig omdat ze gewonnen hebben. Omdat ze discrimineren, anderen dan de verliezers, omdat ze de wereld vervuilen door hun rijkdom en zich moreel superieur wanen. De verliezers zijn schuldig omdat ze verloren hebben, omdat ze anderen discrimineren dan de winnaars, omdat ze vervuilen door hun armoede en omdat ze rancuneus zijn.

De eerdergenoemde ambivalentie van de moderniteit zien we ook terug in de kijk op schuld. Enerzijds maken we onze ego-behoeften absoluut door het opeisen van alle denkbare persoonlijke keuzes en menen we grenzeloos serieus genomen te moeten worden in iedere persoonlijk gekwetstheid. Anderzijds, en we zien de tegenstrijdigheid niet, barst het ego van de schaamtes, zoals vliegschaamte en kinderschaamte, en schamen we ons voor onze privileges van diverse aard.

Schuld, en verantwoordelijkheid

Schuld is een alledaags Van-Dale-woord. Maar voor onze maatschappelijk diagnose moeten we “schuld” ook bezien vanuit de tijdgeest. Schuld is in het groepsbewustzijn en voor een kind een symptoom van het gevoel dat men niet meer bij de groep hoort. Het schuldgevoel dient om iemands onschuld te herwinnen en er dus weer bij te horen. In het schuldgevoel schuilt altijd een kinderlijk bewustzijn dat vasthoudt aan de behoefte aan onschuld.

Daarom hebben schuld of onschuld zo goed als niets met goed en kwaad te maken; de ergste gruweldaden worden soms met een zuiver geweten begaan. Wij voelen ons in een goede daad schuldig als die afwijkt wat anderen van ons verwachten. Deze oorlogstijd maakt dat weer zonneklaar, al is het maar door onze eigen morele superioriteit over wat waar is en onwaar, wie de goeden zijn en wie de slechten.

Verantwoordelijkheid is iets anders. Het is voor het volwassen bewustzijn  een “antwoord” van jezelf op iets onevenwichtigs in je leven. Het is niet moralistisch, niet idealistisch maar “slechts” een passend antwoord op de situatie die het evenwicht herstelt, emotioneel en materieel neutraliseert. Daarmee is verantwoordelijkheid nemen geen lastige plicht maar een volwassen daad die leidt tot vervulling, tot geluk en tot echte vrijheid. En het onderscheidt zich daardoor dan ook volledig van de schuldprojectie.

Het verschil tussen schuld en verantwoordelijkheid komt heel eenvoudig tot uiting in de uitspraken van geëngageerden: de blanke bekende Nederlander die in de talkshow beweert dat “racisme muurvast zit in witte mensen” creëert schuldigen. Als hij zou zeggen “racisme zit muurvast in mij” neemt hij verantwoordelijkheid. De mannelijke socioloog die in het landelijke dagblad zegt dat “mannelijkheid een groot probleem is” wijst met zijn vinger. Als hij zou zeggen “mijn mannelijkheid is een groot probleem” neemt hij verantwoordelijkheid.

Verantwoordelijkheid nemen leidt tot evenwicht en rust. Het uitprojecteren van schuld vereist aanmatiging die dan tot oppervlakkige euforie en fictieve deugdzaamheid kan leiden. Het heeft, als een opiaat, altijd meer aanmatiging nodig, maar zal nooit tot echte gemoedsrust en tevredenheid leiden.

Synthese

Kinderen zijn onschuldig, altijd. En daarom kunnen ze geen verantwoordelijkheid dragen, al doen ze dat soms onbewust wel voor hun onmachtige ouders, maar dat beschadigt ze.

Een mens kan niet onschuldig blijven als hij volwassen wil worden, al is het maar in de zin van maagdelijkheid, en aanvaardt schuld door verantwoordelijkheid te nemen.

De ambivalente volwassene, de moderne geëngageerde denkt dat de antithese van schuld onschuld is, en vergeet dat dit alleen in het kinderbewustzijn zo is. In zijn/haar schuldgevoel schuilt een kinderlijk bewustzijn dat vasthoudt aan de behoefte aan onschuld. Het verklaart overigens ook de fascinatie voor kind-activisten.

Voor een volwassene is dit een illusie, de stap naar volwassenheid is het verlies van onschuld. Schuldgevoelens verdwijnen wanneer men dit feit onder ogen ziet[1] en de schuld aanvaardt. Een volwassene neemt dan verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid is niet ideologisch, niet dogmatisch, is zonder pretentie en is puur persoonlijk. Verantwoordelijkheid heeft geen opvatting over de ander, hoeft niet te overtuigen, voelt zich niet moreel superieur. Het is slechts het “antwoord” op het leven in het hier en nu. Verantwoordelijkheid betekent ook het verleden niet voortdurend met je meezeulen en van daaruit te handelen en te leven, maar het tegendeel, om op het leven te antwoorden in het hier en nu. We kunnen dan bijvoorbeeld zien dat het niet onze voorouders zijn die niet deugen, althans niet meer of minder dan wijzelf, maar dat het ons onvermogen is om om te gaan met wat er indertijd gebeurd is dat ons actuele ongenoegen verklaart.

Vraag aan iedere therapeut waar zelfdestructieve gevoelens toe leiden: tot zware psychische problematiek, tot vernielde levens. Het “ik” dat niet OK is wijst het zelf af, en alles wat daarmee natuurlijk verbonden is. Waar de bevrijdende bewegingen van de zestiger en zeventiger jaren opende wat gesloten was, wordt nu wat open is, vanwege de ondraaglijkheid van die openheid, weer gesloten. We noemen het woke, en nemen aan dat het een nieuwe emancipatoire impuls is. Het is echter een poging van het ongelukkige ego om aan de eigenschuldfictie te ontsnappen. Een regressieve beweging van het geschrokken ego om in het zicht van de ontelbare keuzes en de verpletterende verantwoordelijkheid het juiste te doen. Woke is de neurotische schuldprojectie op het zelf, op het eigene, de introjectie, omdat de schuld nergens anders meer heen kan en alleen dit nog tot verzoening met peilloze leegte en tergende onmacht lijkt te leiden.

Daarmee is het fenomeen woke niet de verlichting waarvoor het zich uitgeeft maar een als engagement verschijnende verwarring over schuld en onschuld, over het verschil tussen kinderlijke (on)schuld en volwassen verantwoordelijkheid met mogelijk grote gevolgen. Het is een regressieve beweging, omdat het absolute uit het groepsbewustzijn terugkeert.

Het is tijd om écht wakker te worden.

[1] Wilfried Nelles, Die Welt in der wir leben, pag. 266 e.v.