Is het effect van grensoverschrijdend gedrag van onmachtige ouders op kinderen te vergelijken met dat van onmachtige leiders op de bevolking?
Onmachtige ouders
Hoe reageren kinderen op disfunctionele ouders? Sommige ouders zijn onmachtig om hun kinderen de liefde, aandacht en stabiliteit te geven die ze nodig hebben. Soms neemt deze onmacht grensoverschrijdende vormen aan zoals verwaarlozing, emotioneel of fysiek geweld, bedreiging of langdurige onzekerheid.
Kinderen betrekken deze onmacht altijd op zichzelf omdat ze niet bij machte zijn hun ouders zelf te kiezen, of te vertrekken. Ze zijn materieel en emotioneel van de ouders afhankelijk. Het kind dat met grensoverschrijdende ouderlijke onmacht te maken krijgt zal de ervaren pijn altijd op zichzelf projecteren: “Papa is zo druk, ik zal wel stout zijn geweest dat hij zo boos is”. Het kind voelt zichzelf schuldig ondanks dat het de ouder is die handelt en die verantwoordelijk is. Vanwege deze afhankelijkheid zijn kinderen ook oneindig loyaal: naarmate de ouders onmachtiger worden zal hun loyaliteit en bewondering groeien. Het is immers in het kinds belang tegenwicht te bieden aan de chaos, om zo het systeem in balans te houden. De regelmatig gehoorde observaties dat kinderen “zich makkelijk aanpassen” als het om mondkapjes of vaccinaties gaat, gaat hier volledig aan voorbij. En uiteraard zijn dit onbewuste processen bij het kind. Het kind waaraan onredelijke eisen worden gesteld komt in een catch-22. Het zal zich of gedragen en zodoende vernederd worden óf de regel overtreden en gestraft worden. De agressie die in een dergelijk familiesysteem ontstaat richten kinderen niet op de ouders, vanwege hun afhankelijkheid van hen, maar op elkaar, of iets/iemand anders in de buitenwereld. Ze gaan – soms heftig – de strijd met elkaar aan.
Onmachtige leiders
Het is uitermate plausibel dat deze systeem-dynamische verschijnselen in “volwassen systemen”, in (delen van) de maatschappij dus, vooral wanneer de leiding meer autoritair en minder democratisch en empathisch gaat optreden, vergelijkbare groepsdynamieken zal vertonen. In feite wordt op systeemniveau de ouder-kind relatie nagebootst, die wordt versterkt door het regressieve effect van de collectieve angst.
De regering die haar beleid erop baseert dat de meerderheid van de bevolking dat beleid lijkt te steunen (afgezien van het feit dat dit met minuscule steekproeven wordt vastgesteld) gaat voorbij aan het verschijnsel dat het getraumatiseerde kind het verkiest loyaal aan de ouder te zijn in plaats van zich te verzetten. Dat is geen vrije, maar een afhankelijke keuze. Naarmate het kind meer verwijten over zich heen krijgt zal het proberen nog braver te zijn. Een regering die haar bevolking pretentieus en autoritair aanspreekt op haar onverantwoorde gedrag op een wijze die zijn weerga niet kent, zal een nog bravere en volgzamere bevolking oogsten die – volwassen immers – dat uit “betrokkenheid bij de ander” zal zeggen te doen.
Naarmate het beleid onredelijker en irrationeler wordt zullen er meer individuen en instituten, bijvoorbeeld de media (de oudste zoon die normaal niet wil deugen maar nu zijn verantwoordelijkheid meent te moeten nemen en daarom nogal ongeloofwaardig is) oproepen dat het allemaal zo vanzelfsprekend en begrijpelijk is wat de boven ons geplaatsen doen en roepen zij autoriteiten aan waartegen wij – naar goed katholiek gebruik – de discussie niet geacht worden aan te gaan.
De regering die chaos creëert, moraliseert en groepen vermanend en verwijtend toespreekt creëert geen revolutie en protest – in ieder geval niet in eerste instantie – maar bevolkingsgroepen die gaan rellen, desnoods de strijd met elkaar aangaan. En de strijdende partijen zullen nogmaals vermanend worden toegesproken, en vooral het ongehoorzame kind, zal extra fel bestreden worden. De onmacht van de leiding is nu zo groot geworden dat er geen ruimte meer is voor begrip, empathie en distantie.
Door het uitvaardigen van regels – zoals maximaal 4 mensen op bezoek bij kerst – met een directiviteit en willekeur die in geen enkele kindercrèche sinds de zeventiger jaren meer wordt getolereerd, worden burgers beroofd van hun redelijkheid, inzicht en beoordelingsvermogen en zo medeplichtig gemaakt aan een eventueel fiasco. Het kind verliest óf zijn eigenwaarde, óf is “stout”.
Als er iets is dat opvalt dat aansluit bij deze hypothese, is het dat ondanks de grilligheid en onvoorspelbaarheid van het beleid en de voortdurende ministeriële irritatie over ons onverantwoorde gedrag, de volgzaamheid van het overgrote deel van de bevolking, inclusief de jeugd, opmerkelijk is. Het kind zal zich, door de onmacht van de ouders, schuldig voelen, en zo zal het vele burgers vergaan als ze niet “luisteren”.
Het woord ouderlijke “onmacht” is gebruikt om van het verwijt weg te blijven aan het adres van onze leiders die voor een ongelofelijk grote opgave staan. Waar echter geen enkele twijfel over kan bestaan is dat de dynamieken die in de maatschappij zijn losgemaakt door deze onmacht blijvende collectieve psychologsche effecten in de maatschappij zullen nalaten. Daarbij speelt het, net zoals in de ouder kind/relatie, nauwelijks een rol of de ouderlijk onmacht begrijpelijk, of zelfs plausibel is. Het is de feitelijkheid van de systemische (on)machtsverhouding die “werkt”, en niet het aan- of afwezige morele gehalte ervan.
De té beperkte aandacht voor deze aspecten van onze gezondheidscrisis is een groot gemis, het mag duidelijk zijn dat dít de hypothese is van deze bijdrage.